Hoeveel wetenschap kan de antikernenergielobby in het EU-parlement aan?
Kernenergie in de EU Taxonomy – wetenschap die de antikernenergielobby in het EU-parlement niet wil horen
Eind december 2021 publiceerde de EU een conceptrichtlijn voor haar ‘groene taxonomie’ waarin kern- en aardgascentrales, onder strikte voorwaarden, waren opgenomen. Dat wil zeggen dat financiële instellingen deze twee technologieën nu voor dezelfde lage rente in aanmerking kunnen laten komen als investeringen in energie uit zon en wind, waterkracht en biomassa. Het parlementaire huis van Europa leek even te klein toen antinucleaire stromingen dit nieuws vernamen: men vermoedde een politiek handjeklap, en riep om het hardst dat de wetenschap het onderspit had gedolven.
Maar de Europese Commissie nam op 2 februari de richtlijn over. De behandeling in het Europees Parlement is uitgesteld in verband met de oorlog in Oekraïne, maar de kans dat de richtlijn wordt overgenomen lijkt aanzienlijk. Is de wetenschap hierbij genegeerd?
In zijn column op Energiepodium wijst Martien Visser – lector energietransitie & netintegratie aan de Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij Gasunie, door vriend en vijand erkend als streng doch rechtvaardig cijferkanon van de energietransitie – de roepers terecht. Met goede reden: de wetenschap is met het besluit juist gediend. De opname van beide technologieën is wel aan voorwaarden gebonden.
Eerst gas. Daar moeten we vanaf en we willen er hier kort over zijn, maar we mogen niet de realiteit uit het oog verliezen. Blijkens de analyse van Visser gaat het hier onder meer om gas als vervanging van kolen als energiebron van onder andere warmtekrachtcentrales waarmee enkele grote Europese steden worden verwarmd. In hartje Berlijn ligt bijvoorbeeld een groot kolendepot waaruit een groot deel van de Berlijners hun warmte ontvangen via het omvangrijke stadswarmtenet van deze stad. Het zal moeilijk zijn om dit op afzienbare termijn door iets anders te vervangen dan door gas. Visser wijst er wel op dat de voorwaarden voor de investeringen in gascentrales, zowel wat betreft uitstootcijfers als toepassingstermijn, zo streng zijn dat hij niet verwacht dat de opname in de taxonomie tot veel investeringen zal leiden. Eerder lijkt de Commissie een ‘escape’ te hebben willen bieden voor enkele nijpende situaties, zoals die in Berlijn. Overigens een vervanging die toch wel degelijk voor CO2-reductie zal zorgen.
Hoe veel wetenschap kan de antikernenergielobby in het EU-parlement aan?
Dan kernenergie. Wie zich daar al eerder in verdiepte en daarbij van solide wetenschappelijke bronnen gebruik maakte, verbaast zich niet over de aanwezigheid van kernenergie in de groene taxonomie. De verbazing betreft eerder het feit dat kernenergie niet van meet af aan in die taxonomie stond. Toch was het een goede zaak dat de Europese Commissie haar eigen wetenschappelijke bureau, het Joint Research Centre, de opdracht gaf de zaak nog eens goed op een rij te zetten. Het JRC deed dat in de vorm van een uitgebreide metastudie, en kwam op grond daarvan tot een heldere vaststelling: “The analyses did not reveal any science-based evidence that nuclear energy does more harm to human health or to the environment than other electricity production technologies already included in the Taxonomy as activities supporting climate change mitigation”.
Het JRC toetste kernenergie aan het zogenaamde ‘do no significant harm’-principe. Dat vergt misschien enige uitleg. Iedere technologie heeft óók nadelige impacts. Zonneweiden hebben ruimte nodig, windturbines hebben veel invloed op het landschap, kerncentrales produceren radioactief afval. Waar het om gaat is of die nadelen zwaar genoeg wegen om de technologie in kwestie uit te sluiten. En daar heeft de Europese Commissie nu een duidelijk antwoord op: nee. Dus hoort kernenergie thuis in de taxonomie. Daar komt het belangrijke oordeel van de Verenigde Naties (UNECE) nog bij dat kernenergie van de opgenomen technologieën de laagste uitstoot per kWh heeft. Ook voor andere emissies dan CO2 behoort kernenergie tot de allerschoonste technologieën, juist als men de hele levenscyclus beschouwt. Een ‘pijnlijke waarheid’ aldus Martien Visser.
Dat blijkt. Want kan de antikernenergie-lobby in het Europese Parlement al zoveel wetenschap aan? Nog even niet, zo blijkt uit de reacties. We zullen in een ander artikel op een rij zetten hoe ver het antinucleaire bolwerk in het Europese Parlement hierbij gaat.
Nederland voldoet aan meeste voorwaarden
Er zijn zoals gezegd voor landen die kernenergie willen gaan inzetten voor hun energietransitie wel voorwaarden verbonden waaraan die landen moeten voldoen, willen zij voor de lagere rentes in aanmerking komen. De meest opvallende daarin is dat van de lidstaat wordt gevraagd een gedocumenteerd plan te hebben, inclusief tot in detail de stappen daar naartoe, voor een eindberging voor hoogradioactief afval, die in 2050 operationeel moet zijn.
Nederland voldoet op dit moment al aan een groot deel van de eisen die in de richtlijn worden gesteld. Nederland beschikt al over een opslagfaciliteit voor (hoog)radioactief afval en heeft al conceptstudies gedaan voor een eindberging. Ook is er al een spaarpot waaruit de realisatie van die eindberging uiteindelijk kan worden betaald. De timing van de eindberging is nog een punt van aandacht. Op basis van alleen ‘Borssele’ heeft Nederland in 2050 niet voldoende hoogradioactief afval om de kosten van een eindberging te rechtvaardigen. Ook is de bovengrondse opslag door COVRA zodanig geregeld dat een langere periode van bovengrondse opslag technisch gesproken verantwoord is. Langere bovengrondse opslag heeft het bijkomende voordeel dat de soms genoemde eis van ‘terugneembaarheid’ van het afval in eindberging kan komen te vervallen: realisatie van een eindberging die ook daadwerkelijk een eindberging is, moet niet worden gehinderd door conceptueel tegenstrijdige eisen zoals die van terugneembaarheid.
Uiteraard wordt het financiële plaatje voor een eindberging gemakkelijker zodra er nieuwe kerncentrales in gebruik komen. Dan is bouw van een eindberging ‘no regret’, want welke nucleaire technologie we in de toekomst ook gaan inzetten, een eindberging heb je vroeg of laat nodig. Overigens laat de taxonomie het toe dat een lidstaat samenwerkt met een andere lidstaat om een eindberging gezamenlijk te ontwikkelen en te gebruiken. Er valt dus ook nog wat te kiezen.
Interessant tenslotte is de verwijzing naar de circular economy in de delegated act: zowel radioactief als niet-radioactief materiaal dient zoveel mogelijk hergebruikt te worden. Dat biedt ruimte aan de huidige wijze waarop Nederland zijn hoogradioactieve afval reduceert – namelijk door het geproduceerde plutonium in eigen reactor te hergebruiken in speciale brandstofstaven, waardoor Nederland netto bijzonder weinig plutonium achterlaat. Ook biedt de taxonomie ruimte aan de ontwikkeling van innovatieve reactoren waarmee de mijnbouw (nog) verder kan worden beperkt en er (nog) minder hoogradioactief afval moet worden opgeborgen.